dinsdag, februari 26, 2008

Cusco is niet te koop

22 februari. Peru is in rep en roer. Een nationale boerenstaking en voortslepende protesten in Cusco, leidden er toe dat in verschillende provincies de noodtoestand is uitgeroepen, wegen geblokkeerd bleven en vier doden vielen. De boeren protesteren tegen verschillende maatregelen die hun belangen schaden, waaronder het vrijhandelsverdrag met de VS. Daarnaast zijn autoriteiten, inwoners en toeristische organisaties in Cusco sinds januari in verzet tegen nieuwe landelijke wetsvoorstellen met betrekking tot het cultureel erfgoed van Perú. Landelijke autoriteiten zien nieuwe kansen voor economische groei, de Cusqueños de teloorgang van hun cultureel erfgoed.

Cusco, het culturele centrum van Peru, kent veel archeologische en historische bezienswaardigheden en is sinds 1983 aangemerkt als UNESCO werelderfgoed, samen met de Inca-ruines van Maccu Picchu in dezelfde regio. Nu de nationale overheid in Lima met de invoering van nieuwe wetten (buitenlandse) investeerders kansen wil geven te opereren in deze als erfgoed aangemerkte gebieden, komt de bevolking van Cusco in opstand. Sindsdien is het onrustig in de druk bezochtte stad. Verschillende protestacties en stakingen vonden al plaats, georganiseerd door de Asamblea Regional de Cusco en de arbeidersbeweging Cusco (FDTC), met daaraan gelieerde 55 belangenorganisaties.


Private investeringen
De Peruaanse overheid wil niks weten van deze protesten. Eerste minister Jorge del Castillo beticht in El Comercio van 17 februari de Cusceense bevolking van onverantwoordelijk gedrag, gewelddadigheid en het creëren van chaos. Hij spreekt over ‘barbaarse acties’ in relatie tot een aangekondigde bezetting van de Maccu Picchu, het vliegveld en de spoorweg. Ook verwijt hij de initiatiefnemers van de protestacties te weinig belangstelling te tonen op een politieke manier het gesprek aan te gaan.
De protesten gaan met name over de omstreden wet 29164. Deze wet beoogt officiëel ‘de duurzame ontwikkeling van toeristische diensten rond het cultureel erfgoed’ te stimuleren. In de praktijk maakt deze het mogelijk vergunningen te verstrekken voor uitbreiding van private ondernemingen rond de Cusceense monumenten. Denk bijvoorbeeld aan het bouwen van een toeristencomplex met hotels en winkels of het aanleggen van een kabelbaan naar de Maccu Picchu. Het verzet is ook gericht tegen de wet 20167, die het mogelijk maakt vergunningen te geven aan private organisaties om projecten te ontwikkelen rondom historische en archeologische rijkdommen.
Hugo Gonzales Sayán, regionaal president van Cusco, en tegenstander van deze wetten, vreest dat de wet potentiële investeerders faciliteert, lokale belangen buitenspel zet en het cultureel erfgoed kan beschadigen (El Comercio, 7 februari). In hetzelfde artikel laat minister Aráoz van internationale handel en toerisme weten dat de wet zodanig in elkaar zat dat misbruik ten koste van lokale belangen voorkomen zou worden. Ze ziet de wet 29164 als een injectie voor de economische situatie van de regio: 'De wet wil private investeringen in de toeristische sector stimuleren'.
Als gevolg van de protesten werd de wet op 13 februari aangepast in het congres, om vervolgens aangenomen te worden met een krappe meerderheid. Nu mogen regios zelf kiezen of ze deze toepassen. De Cusqueños, die zichzelf beschouwen als de verdedigers van het historische Inka erfgoed in Peru tegen de centralistische regering in Lima, nemen hier geen genoegen mee en de protesten gaan voorlopig dus door.

Cusco no se vende
Het onderwerp leeft onder alle geledingen van de bevolking. Op 23 januari defileerden duizenden demonstranten in Cusco-stad, tegen de achtergrond van het het centraal gelegen Plaza de Armas. Taxichauffeurs, handwerklieden, baliemedewerkers en vele anderen legden hun werk neer. Terwijl ijsverkopers goede zaken deden onder de demonstranten, keken politiemannen toe en hielden winkeliers hun deuren gesloten.
Mannen en vrouwen, professoren en studenten, boeren en stedelingen, scandeerden leuzen als 'Cusco se defende, Cusco no se vende' wat zoveel betekent als 'Cusco verdedigt zich, Cusco verkoopt zichzelf niet'. Roger Villena, jurist, liep mee in de stoet. Villena: 'We zien onze lokale trots onder onze handen vandaan getrokken worden. Steeds meer van dit soort trekpleisters komt in handen van privé-ondernemingen in Lima en het buitenland'.
Het wantrouwen van de bevolking ten opzichte van de nationale autoriteiten is groot. Zodra congresista - nationaal volksvertegenwoordiger - Obregón ten tonele verscheen, gooiden betogers hem minachtend muntjes van 10 en 20 centimos voor de voeten. Achtervolgd door een fluitende en joelende menigte vluchtte Obregón het dichtstbijzijnde café in. Toeschouwer Elvir, student: 'Door privatisering gaat het geld rechtstreeks naar de grote bazen in Lima, of naar buitenlandse investeerders. De gewone mensen die werken als taxichauffeur, achter het loket, als gids, schoonmaker, al die mensen krijgen een minimaal loon. Er komen meer toeristen, maar daarvan merken de Cusqueños niks'.

Gebrek aan alternatieven
In 2000 was er een incident dat metaforisch is voor de angst van de Cusqueños dat commerciële belangen de historische overstijgen. Een reclamespotje werd opgenomen op de Maccu Picchu, en een hijskraan beschadigde onherstelbaar één van haar meest waardevolle gedenktekens. Ex-president Fujimori was destijds al bezig met plannen om de Maccu Picchu te privatiseren, waarop de Peruaanse bevolking en de rest van de wereld furieus reageerden.
Feit is wel dat het aantal bezoekers van Cusco en Maccu Picchu alleen maar stijgt en dat zal investeerders blijven aantrekken. Hoe de Cusqueños de toeristische sector in hun regio op een andere manier willen vormgeven, is de vraag. Er bestaan wel degelijk initiatieven op het gebied van duurzaam toerisme, maar deze vormen nog een minimiaal percentage van het aanbod in Cusco. Hoewel de Cusqueños eensgezind protesteren, hebben ze nog geen helder plan gepresenteerd hoe de miljoenen toeristen wél tot een eerlijke verdeling van de rijkdommen zouden kunnen leiden.